De beelddenker en het wereldspel Het wereldspel is een 'projectief onderzoeksmiddel'. Het bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarmee een dorp wordt gebouwd. Bij het bouwen van het dorp laten kinderen zien hoe ze hun wereld verkennen, organiseren, integreren en tot uitdrukking brengen. Uit de manier van bouwen, van vormgeven, kan worden afgeleid of er sprake is van beelddenken. Ook geeft het een idee over de cognitieve en over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind.
Hoe verwerft en verwerkt een kind zijn informatie? Het wereldspel geeft antwoord. Het wereldspel bestaat uit gekleurde houten elementen, zoals huizen, bomen, dieren, mensen, hekken en bouwmateriaal. Met het wereldspelmateriaal wordt een dorp gebouwd. Het eindresultaat, ‘het dorp’ geeft inzicht in de cognitieve ontwikkeling en de persoonlijkheidskenmerken van het kind. Non-verbaal onderzoeksinstrument Afname van Het wereldspel is een waardevolle aanvulling bij het begeleiden van kinderen. Het kind kan namelijk vrijuit bouwen zonder taal. Heel effectief bij niet-talige kinderen (dyslexie, beelddenken, allochtoon) of faalangstige kinderen. De onderzoeker krijgt door de manier van bouwen en de vormgeving van het dorp inzicht in de cognitieve processen en de persoonlijkheidskenmerken van het kind.
Cognitieve processen Allereerst komt uit het gebouwde dorp naar voren of het kind nog veel in beelden denkt en of het talige denken hierbij in het geding komt. Dit is een belangrijk gegeven! Als dit namelijk op tijd wordt gesignaleerd, kunnen problemen voorkomen worden. In tegenstelling tot dyslexie, is beelddenken echter geen structureel probleem: een kind kan het talige denken met de juiste begeleiding aanleren, waardoor deze specifieke leerproblemen kunnen verdwijnen. Niet de leerstof is het probleem, maar de manier van leren!
Persoonlijkheidskenmerken Uit de vormgeving van het dorp kunnen persoonlijkheidskenmerken naar voren komen als faalangst, frustratie, communicatieproblemen, enz. Dit is een waardevolle aanvulling bij verdere begeleiding. Het wereldspel biedt de mogelijkheid om het kind te onderwijzen vanuit zijn talenten!
Historie van het wereldspel
Het ontstaan van het Wereldspel gaat terug tot 1911. Sindsdien is het gebruik ervan steeds verder ontwikkeld. De pedagoge Nel Ojemann werkt vanaf 1955 met dit spel. Ze werkte het uit tot een diagnostisch instument voor dyslexie en beelddenken. In 1911 beschreef H.G. Wells voor het eerst hoe uit het gebruik van het spelmateriaal 'Floor games' gegevens konden worden verzameld over ontwikkeling en verbeelding van kinderen.
Na onderzoeken van Margaret Löwenfeld en Melanie Klein zoekt L.N.J. Kamp in 1947 criteria om het spel te beoordelen. Welke vormen zijn relevant voor een bepaalde leeftijdsgroep? Hij kijkt naar de manier van omgaan met het materiaal. Hij wil een diagnose over de persoonlijkheid stellen. In 1955 doet Charlotte Bühler onderzoek naar het wereldspel als test voor gedrag, intelligentie en projectie van de persoon. Zij gebruikt objectieve elementen, zoals het tellen van elementen en soorten. Zij maakte gebruik van een wereldspel met meer dan 300 elementen. Nel Ojemann (1914-2003) maakte gebruik van de onderzoeksresultaten van haar voorgangers. Ze bracht de omvang van het wereldspel terug tot 160 elementen. Zij vroeg zich af of gegevens uit observatie en beoordeling van het eindproduct van het wereldspel inzicht zouden verschaffen in de wijze waarop het kind de wereld om zich heen ervaart, waarneemt en zich oriënteert en informeert. Zij stelde tevens de vraag 'Hoe zou het onderwijs er voor deze kinderen uit moeten zien?' Nel Ojemann heeft deze vragen uitgewerkt. Dit heeft geresulteerd in het onderzoek 'Signaleren van beelddenkers met behulp van het Ojemann wereldspel', dat wij tot op heden overbrengen op onze cursisten.